terwijl de herfst inviel het eerste dorre blad de grond beroerde blies jij je laatste ademvlok ik hield je slap geworden hand zo stevig in de mijne vast beroerde je toen nog warme huid met alle vezels in mijn lijf toen werd het koud, ijskoud het leven trok je lichaam uit als het zachte zingen van de laatste mis. er staat geen tijd van sterven voor morgen of vandaag het water wordt geschept uit de fontein geen stem spreekt er het schuldig uit ik riep je nog terug met een stem die niet de mijne was een schreeuw, en al wat ik nog deed was delen, brood en wijn