Daar sta je dan met je goeie gedrag,
bloot en beschaamd, je onnozele lach.
Ik weet, en jij zegt dat je eigenlijk moet gaan
dat een vrouw op je wacht
niet ver hier vandaan.
Je zoekt je kleren.
Ik slik en ik zwijg,
geef slechts een kort knikje
alsof ik begrijp.
Mijn ogen betraand
op de grond gericht,
daar waar m'n trots
naast jouw overhemd ligt.
De dure blouse, een krijtgestreepte,
pas nog hangend in haar kast –
nu een gekreukt hoopje aanzien
bij mijn vuile was.