Verdriet is een zwerver haveloos gekleed, praat onzichtbaar luistert hij. Hoor hoe hij leeft en nog nacht verkiest om plaats te vinden alleen bedelen de tranen. Verdovend is de klaarheid het sijpelt in groeven van een onwelkom gezicht gegoeden kijken meewarig weg van verdriet, mantel die past noch kleiner wordt vult lege huls, huis en haard zwaarte klimt tegen muren. Verdriet slaapt niet onder bruggen vouwt zich om imaginaire vriend. Uitgebeend vrij waar nacht valt als gewassen laken blijft sluimer troost bedekt hem laveloos