Muziek was ik aan het luisteren,
toen mijn geweten mij iets probeerde toe te fluisteren.
Ik wou het niet horen,
totdat het langzaam mijn oren probeerde te doorboren.
Even ging ik kijken,
en ja hoor mijn gevoel leek te blijken.
De mooie zwarte tafel, die met de gouden rand.
Vloog door de lucht tegen de kille kuode wand.
Hij werd gegooid door pa,
tegen over hem stond Ma.
Hij was helemaal verstrooid,
zij helemaal ontdooid.
Nee vader, niet slaan.
moeder heeft toch niks gedaan.
Naar mij werd niet geluisterd, tegen de deur aan bleef ik gekluisterd.
Zij had mij toch ook zo behandelt.
Jij lief kleine meisje, jij grote eigenwijsje.
Hier eet stop in je mond,
eet dan jij stomme hond.
Of misschien vind mijn hondje het niet lekker?
heeft mijn hondje liever een smacker.
Hoe kon ik nou zo blijven leven.
Nee ik kon er echt niet meer tegen.
Weggaan en nooit meer terrug komen.
Een van mijn grootste wensen.
Zal ik ooit de kans krijgen te leven als normale mensen.
Zal er een tijd komen dat ik niet behandeld zal worden als een dier,
net zo doodgetrapt als een mier.
Misschien is het gewoon niet mijn bestemming,
weer zo'n teleurstelling.
Leven met woede,
agressie,
haat
en altijd ruzie.
Maar toch kon ik er niet tegen,
met de palm van mijn hand probeerdeik de tranen
van mijn moeder weg te vegen.
Zij had pijn,
en ik zou haar helpen,
ik zou er voor haar zijn.
Iets dat ik heel graag wil,
iets niet zo koud en kil.
Misschien vind ik die persoon in de diepte van de wouden.
Mijn hart dat plekje dat wacht op iemand om van te houden.
De donkere,
koude,
lange nachten.
Nachten waarop ik op iemand heb staan wachten.
Op iemand die mij zou bevrijden.
Bevrijden uit al mijn zorgen en lijden.
Maar deze persoon zou nooit komen.
Deze persoon behoorde helaas tot een van mijn grote dromen.