`k Zit met mijn voeten in het water!!
`k Zit met mijn voeten in het water heerlijk niets te doen.
Aan d'oever van het stille meertje zink ik langzaam in het toen.
De kringen rond mijn voeten groeien tot in 't niet.
Zachtjes, o zo zachtjes wuift het zachte zomerriet.
Hoog in de hemel klinken schitterende tonen,
van een roodborst die dit paradijsje mag bewonen.
Dan mengt zich rustig in dit wonderschone lied,
`t gekwaak der kikker, die het kabb'lend water overziet.
Een zonnestraal dringt door het dichte bladerdak.
Hij straalt langs struik en stam,
zet boom en bloem in vlam,
en valt dan naast mij op een bloesemtak.
Temidden van dit schilderachtig schoon zit ik met mijn verdriet.
Terwijl mijn oog niets anders dan het wonder van de schepping ziet,
verlaat een traan mijn oog, en voel `k de scherpe pijn,
van hoe het was als zij nog hier zou zijn.