In het donker tast ik rond,
Op zoek naar jou.
Zoekend en,
En tastend.
Want zien kan ik je niet.
Laat je liefde voor mij een lichtje branden,
Een lichtje van hoop,
Een lichtje van geluk.
Dat licht verdrijft het donkere,
En laat de zon weer schijnen.
In het donker tast ik rond,
Zoekend naar jou.
Niks te zien,
Niks te voelen.
Waar ben je nou?
Ik wil je zien,
Ik wil je voelen,
Ik wil je in me armen sluiten,
En nooit meer laten gaan.
Geen licht, alleen maar donker.
Geen hoop, alleen maar verloren.
Geen alles, alleen maar niks.
Een vraag:
Houd je wel van mij?
Ja of nee?
Ik wil het weten.
Nu niet.
Misschien helemaal niet?
In het donker zoek ik jou.
Niks te vinden.
Ik zak neer van verdriet,
Op de grond.
Alleen,
Verlaten.
Vol van pijn en verdriet.
Ik sta op,
Plotseling,
Zomaar.
Geen reden te vinden.
Gewoon,
Gewoon plotseling.
Maar waarom?
Waar moet ik heen?
Met ogen dicht loop ik rond.
Gewoon een richting gevoel,
Zegt waar ik heen moet.
Na jou of,
Of ergens anders heen?
Maar waar.
Vermoeit,
Uitgeput.
Ik ga maar weer zitten,
Zitten huilen,
Zitten……
Wat is dat?
Een stem.
Roept mijn naam.
Struikelend en vallend,
Loop ik er op af.
Nu alleen nog de hoek om.
Wie is dat toch?
Ik loop tegen iets hards,
Het is……
Jij bent het!
Het donker trekt weg,
Maar toch moet ik huilen,
Huilen van blijdschap.