Schrijvend met mijn vingers in het zand,
Gaan mijn gedachten naar hem.
Hij zit daar verderop op het strand,
Hij met die schitterende ogen, en die mooie stem!
Blijf ik zo aan hem denken,
Ik ken hem alleen van gezicht,
Zal ik hem wat aandacht schenken?
Dat ben ik mezelf wel verplicht.
Langzaam ga ik op hem af,
Hij kijkt op als hij me ziet.
Ik ben toch ook veel te laf,
Ik loop verder met veel verdriet.
Heb ik het lef niet op hem te vragen,
Of hij met me uit wil gaan,
Ik voel me zo verslagen.
Achter m’n oog brand een traan.
Ik voel een hand op mijn schouder,
Verdrietig draai ik me om,
Voor me staat de aanhouder,
Mijn toekomstige bruidegom.
Toen hij vroeg of ik mee uit wilde gaan,
Voelde ik me heel vereerd.
Om aan zijn zij te staan,
Naast iemand die me heel erg waardeert