Morgen wintert weer de dagen,
sneeuwt de hemel
in het gras en kussen lippen
terug de koude, Ik ben jouw
levensas. Met in zwarte, kleine
letters, gedrenkt in bloedrood
wit, je veren als een engel,
schrijf ik, je vliegen neer en
gisteren, ongeboren kind,
was ik nog, in verwachting,
ik wacht op’t hemels grijs
alweer. Je lippen, spreek
het denken, ik luister
in je hand, en streel je
warme deken, het tranen
die langs je wangen landt.
Want ik, zal ik, eeuwig en
voor altijd, vergeet het,
dromen en het lachen,
waar ik jou begeleid.