Zittend op een rots
staar ik mijlen ver voor mij uit.
Mijn hoofd is een spinnenweb van gedachten
overspoeld door duizenden herinneringen.
Zoals een boot op zee zijn weg zoekt,
een kind verloren gelopen in het bos,
zo zoekt mijn eigen ik
een uitweg uit dit web.
Steeds worden er meer spinsels gemaakt
en de wirwar wordt groter en groter
totdat er ergens in de donkere tunnel licht verschijnt,
een groot oranje, wit licht.
Plotseling lossen alle webben op
door het geruis van de golven
en de geur van de ochtenddauw
die lichtjes wegtrekt.
De rust van de zee heeft mij overwonnen.