Ze neemt het van me aan, een beetje huiverig
maar met een duidelijke nieuwsgierigheid
en ook een beetje hoop. Op vrede hoop ik.
Ik wil je wonden kussen, je hart verzachten.
Mijn tranen lekken stil van binnen want
ik wil sterk lijken ook al ben ik week.
De nacht was lang en zwaar en mijn dromen
onrustig van geest want hoe ga je verder
met twee zielen die elkaar haten
of is het de jaloersheid van een eigen huis,
de vrijheid, gemiste kansen, een zusje
die haar vleugels aan het bouwen is?
Ik bekijk het van een afstand, de God
die leven niet meer in eigen hand heeft
maar hoopt op nieuwe dagen.