Ik hou van vrouwen met ogen vol ver-
bazing, de warmte van de nacht nog
roze op de huid. Vóór ze je aankijken,
bewegen zij alleen maar wimpers,
hun netvlies een regenboog van lang-
zame gebaren. Als zij deinend trappen
afdalen, voltooien zij de schepping
met hun dijen. Helaas, ooit keren zij
aarzelend terug, gloeiend van een
ander, verzadigd van de brand in
hun buik. De handen voortaan vochtig
van verlangen, verbergen zij geheimen
in hun schoot en laten je beschadigd
achter. Van zulke vrouwen trouw ver-
wachten is een dwaling, onmogelijk
echter niet van hen te houden.