Klein meisje op het schoolplein..
Een klein meisje, ze kan niet ouder dan een jaar of 11 zijn,
Met haar haren voor haar ogen, zit ze op het schoolplein..
Ze zit huilend in een hoek met haar broodtrommel op haar schoot,
Om haar heen, liggen kapotte schriften en stukken brood..
Haar handen rood bekrast, van het terug slaan,
De juffrouw op het plein loopt rustig rond, het is haar ontgaan..
Ze heeft niet door, dat dat meisje al maanden elke dag word geslagen,
Dat ze elke keer bij spelletjes word overgeslagen..
Het is half 4, de school is uit,
Kinderen rennen naar huis, langzaam sterft het geluid..
Met angstige ogen, pakt ze haar fiets,
Ze kijkt opgelucht.. “Gelukkig, dit keer niets”..
Maar de vreugde heeft niet lang geduurd, daar komen de jongens aan,
Huilend van angst, wil ze weggaan,
Maar de jongens hebben haar ingehaald, en gooien haar op de grond,
Ze slaan haar.. net zolang totdat er bloed uit haar mond komt..
De jongens lachen gemeen, en fietsen er van door..
Van het meisje, ontbreekt ieder spoor..
Ik kijk nog is goed, en zie haar dan langzaam op staan,
Ze zegt wat tegen mij.. Ik moet moeite doet haar te verstaan..
Ik kijk naar haar ogen, rooddoorlopen van al het verdriet,
Heb er spijt van dat ik hen heb bespied..
Ik had ze moeten slaan die jongens, één voor één,
Maar weet dat het kansloos is, want hun harten zijn van steen..
Ik blijf stil bij haar staan, sla een arm om haar heen,
Daar staan we dan, wij twee tegen iedereen..
Ik praat met haar, er komt een glimlach op haar gezicht,
Een heel klein glimlachje, zo in het lantaarnlicht..
Sindsdien zijn we vriendinnen en staat ze niet meer alleen,
Wij twee, niet meer tegen.. maar samen met Iedereen..