Jaren heb ik gezocht naar de stukken
die wij waren, en het enige
wat ik nog heb, is je geest.
Niet tastbaar, maar doorzichtig.
Ik ontwaak in de nacht,
en weet, zo goed, maar probeer
te vergeten, dat er niets over is
van wat wij eerst waren.
Ik blijf ademen, maar vraag me af,
zie mijn adem, in de kou van de lucht,
ik vraag me af of jij het bent
die mij eeuwig achtervolgd.
Ik ontwaak in de nacht
om te ontdekken dat er niemand is
behalve ik, er is niets over
van wat we waren, niets van de stukken
heb ik terug gevonden.