Regendruppels
Ze loopt buiten, kijkt naar de lucht.
De regen valt, valt op haar.
Het geeft niet, ze gaat naar huis.
Neus in de lucht, versnelde pas.
Ze snakt naar rust, hij is onvindbaar.
Onzekerheid speelt met haar.
Ze is vaak gekwetst, toch kan zij lief hebben.
De maan verschijnt, net als een glimlach op haar gezicht.
Ze voelt de regen niet meer, ze is alleen in haar wereld.
Haar wereld is mooi en vredig.
Ze is gelukkig, het is goed zo.