De geur van gedoofde kaarsen,
een flikkerend theelichtje in de hoek,
rode wijn op mijn witte blouse.
Een desastreus pad,
na passie, nu omringd in mijn bed,
tussen lakens onuitgesproken woorden,
halve zinnen, en hele kreten.
Intens lief,
vurig warm.
Waren dat jou handen in de mijne,
en je lippen op die van mij.
dromerig verloren, met warmte omhult,
vol gloed, in een onbekende schemering
Was de tekening die we maakte,
slechts zwart wit, geschetst.
Op een verfrommeld doek,
deelde wij onszelf.
Ver verheven, boven alles uit,
even als meer, dan dat we waren.
Enkel illustraties,
uit boeken, gevuld met dromen.
Deed de geur van gedoofde kaarsen,
me denken aan momenten,
waar uren, me aanstaarde,
en ik zachtjes de minuten tel,
voordat je weer gaan moest…