Ze stapt voorzichtig langs de scherven, ademt diep in – en uit. Om de dromen weg te stoppen en alleen te denken aan de nieuwe dag waarop ze weer moest uitkijken. Verstoppen, wegduiken onder dikke truien.
Verstopte striemen draagt ze onder haar dunne bloesje, dat ergens de kenmerken van een negligé heeft. Haar handen blijven gekruist voor haar borsten en ze huivert van de nachtelijk koude uren. Ze heeft gewacht tot het licht in de straat uit is en de huizen slapen. Tot zelfs de laatste wandelaar geen lantaarnlicht meer ziet.
Dit is de nacht, waar ze de liefde vind in meer dan de laatste twee bloemen die
bloeien. Waar meer dan zon en maan licht geven; het zijn de sterren waarvan ze
weet
dat ook hij ze ligt te bekijken. En hoewel ze zich alleen voelt, weet ze zich
heel even samen
met toen.
Toen ze samen stapten.
Auteur: Paul de Bruijn | ||
Gecontroleerd door: | ||
Gepubliceerd op: 23 mei 2011 | ||
Thema's: |