De belofte
Eens ergens ver weg, buiten de tijd en ruimte zoals wij die kennen,
deed ik een belofte aan de grote koning, zoals vele anderen.
Toen hij van ons vroeg om naar de aarde af te dalen in zijn naam.
En zijn licht te ontsteken daar in het aardse rijk.
En zo geschiedde het dat wij aan onze afdaling begonnen,
en beetje bij beetje begonnen te vergeten dat wij ooit koninklijk
waren. We werden mensen, maar wel mensen die ergens wisten,
dat er iets was, omdat we ons vaag iets herinnerden van weleer.
En er waren degenen die hun belofte nakwamen,
en zij werd zowel geeerd als gevreesd.
Door ons nog het meest die hun belofte ingeruild hadden
voor het najagen van andere zaken.
Want deze wereld leek zo verraderlijk, en onze angst weerhield
ons ervan om de belofte waar te maken.
Aldus verstreek de tijd, tot de tijd kwam dat er een grote schok
door de wereld heenging. De dienaren van de grote koning die
sinds mensenheugenis de taak hadden gehad ons aan onze belofte
te herinneren. Kwamen ons berichten dat de tijd gekomen was
om onze belofte te vervullen.
De grote koning nam geen genoegen meer met onze uitvluchten en smoesjes. Het werd onomstotelijk duidelijk gemaakt dat er geen ontkomen meer aan was.
Het woord werd tot ons gericht door degenen die hun belofte trouw
waren gebleven in de eeuwen der eeuwen. Ons werd duidelijk gemaakt
dat onze weigering de wereld geen goed deed.
En dat wij allen wat beters te doen hadden als dat gejammer en geklaag
om het ingrijpen van de grote koning.
Een van ons de moedigste van allen deed grootse dingen,
en sprak grote dingen heb ik gedaan, maar nog grootsere dingen
zullen jullie doen.
En vanaf die dag begrepen steeds meer ‘mensen’ dat zij in wezen
koninklijk waren, met de taak om hun koningschap op zich te nemen.
Fier en soeverein waren degenen die opstonden om een grote belofte
in te lossen, en nooit en nooit kon men hun vergeten.
Zij waren de wegbereiders voor ons allen die een belofte hadden
gedaan aan de grote koning.
Het enige wat de grote koning voor ons doet is ons te herinneren
aan onze belofte, want de rest is onze taak.
Iets wat velen zwaarvalt, reden dat zij liever het bijltje erbij
neer willen gooien.
En toch zal de grote koning erop staan dat de belofte ingelost wordt.
Want de belofte is de reden dat wij naar aarde afdaalden,
een andere reden is er niet om te leven.
En pas dan wanneer wij onze belofte hebben ingelost zullen wij
mogen terugkeren naar de grote koning.