Wanneer mijn gedachten leken weg te vlieden
in een eindeloze stroom van ruimte en tijd
En mijn geest niets meer leek te bieden
Tot het vervloog in de dauw der vergetelheid
En plotseling daar het moment was aangebroken
waar ik zoveel jaren naar heb gesmacht
Niet langer meer van genegenheid verstoken
Het diende zich aan in praal en pracht
Een melodie gevat in vreugdevolle klanken
Mijn hart verwarmd, doch zwaar als steen
Het verstikt mij in haar scherpe ranken
Onzekerheid grijpt wild en razend om mij heen
Voorwaar, heb ik niets te vrezen in dit aanzicht
Wanneer de geest der liefde zich doet gelden
Als een bloem die zich opent in het zonlicht
En haar vrucht werpt in tomeloze groene velden
Als een strelende wind die mij omhelst en kust
Mij wakker schudt in het holst van de nacht
Ik vind in haar wezen en schoonheid zoveel rust
Dit is het gevoel waar ik zo naar heb gesmacht