In de avond verspreidden zich de geuren
zoals de jasmijn van mijn geboorteland
Jij was een zeemeermin pas aan land
gekropen met gladde, nieuwe benen
in plaats van een vissenstaart
Ik mocht je leren goed te lopen
van Lotje in de lange Lindenlaan
In de schaduw dichtbij een vijver
schuilden we onder een treurwilg
vanwege de prikkende zonnestralen
In de avond lagen wij
op de nog warme stenen
uit te rusten, liefkoosden
in het licht van sterrenstelsels
miljarden lichtjaren ver
Wij luisterden naar het zoemen
van een mug, vielen in slaap
kropen uit onze cocons
pompten onze vleugels op
sloegen hen uit en droomden
dat wij mensen waren