Gedoemd verliefd te blijven op Delphine
Op de woorden die zij schikt in gedichten
Die mij smoren in kleuren en gewrichten
Zij vraagt niet om een antwoord of waarom
Innerlijk en uiterlijk blijft zij afgewogen
Geest en lichaam één of voorbij de dood
Het liefst snij ik je open om te zien, te weten
of jouw binnenste verschilt van dat van mij
Ergens in het kobaltblauw van jouw strakke
geest die onstuitbaar uit jouw denkspleet sluipt
feiten als sprookje verteld, hoe een zeehengst
door tien tochtige zeemerries wordt verkracht
belast met broedzorg voor pakweg zo'n
vierhonderd eieren in een holte door hem
het mannetje instinctief bevrucht
Zodra je binnenkomt, Delphine lees ik jou voor
jij schiet in de lach, vervolgens in mijn hart
Mijn laatste zucht voor jou bewaard, een kus
waarvan jij zegt dat het smaakt naar meer
me opnieuw tot leven wekt, als in een strip
waarbij een wolf zwalpend naar het water buigt
dorstig met een buik vol stenen en geduwd
door Roodkapje met een plons verdwijnt