Mijn overgrootmoeder hield krissen
in een kist aan haar voeteneind
Elke avond gaf zij die te eten
een bloem of geurig kruid
een flesje water, sprak
in het hoog Javaans een gebed
Een dag later was de bloem
of pandanblad verdwenen
het water verdampt
hun geuren nog te ruiken
Bij geen eten lieten de krissen
het weten, maakten een bonkend geluid