Waar komen toch steeds,
Die gevoelens vandaan,
Gevoel te willen vluchten,
Gevoel door de grond te kunnen gaan.
Gevoel onzichtbaar te willen zijn,
Het gevoel hard weg te rennen,
Gevoel dat je iemand anders wilt zijn,
Het gevoel dat niemand je wil kennen.
Waarom vlucht ik voor mijn eigen ik,
Waarom spiegel ik me aan iedereen,
Waarom zorg ik voor mijn eigen isolement,
Waarom bouw ik een muur om me heen.
Toch zit er ergens wel,
Het gevoel er ook te mogen zijn,
Ergens heel ver weg,
Op een plekje heel erg klein.
Dat plekje te vinden,
Is nu aan mij,
Wees nou eens niet bang voor je gevoel,
En zet je twijfels op zij.
Ren niet weg,
En blijf stoer staan,
Zodat ook jij straks,
Met je leven verder kan gaan.