De grond verdwijnt onder mijn voeten.
De inhoud van de waarde van ons bestaan.
Stuurloos zoek ik omhoog.
Ademloos zie jij me gaan.
In een glazen kooi zit ik.
Vallen kan ik niet.
De takel staat op de maan.
Als een beschermde diersoort stel ik vragen:
Iedereen heeft wat te zeggen,
maar niemand weet uw naam.
Niet in dit leven, niet in deze waan.
U bent een vreemdeling om van te houden.
Maar waarom? Waarom?
Waarom laat ik mezelf
toch telkens weer gaan?