Uit het hemellicht,
verschijnt een engel,
barmhartig furore,
doch met een ontreddering,
bloedrode tranenvloed,
gepreoccupeerde fronsingen,
toornig verheft ze haar stem;
"Uw kansen rijk en schoon,
na de zonvloed gegeven,
ontvangt u nu het zaaiersloon,
opnieuw zal de aarde beven.
Judaskussen in vriendschap,
oorlogen in zilte vrede,
vergramde haat, stap voor stap,
Op weg naar een donkere planeet,
destructief heeft U "haar" verziekt,
uw wereld, die moederaarde heet,
nu alleen nog naar vervuiling riekt.
Het verbond met de duivel zit in uw hart,
opgesloten in een hooghartig zelfzucht,
de duisternis maakt het "licht" zwart,
de goedertierenheid is op de vlucht.
Genesis zal zich niet herhalen,
het eerste boek van Mozes blijft dicht,
de mensheid leeft in het eeuwig falen,
en is voor de ondergang gezwicht..."