Anders
Ik dacht dat ik je kende.
Je zei altijd gedag.
Maar toen ik je zag wegrennen.
Dacht ik dat ik iets had gedaan.
En dat ik je daardoor niet meer zag.
IK zat me suf te denken.
Over wat ik zou kunnen hebben gedaan.
Was ik vergeten te wenken?
Was je daarom boos?
Maar toen viel bij mij de traan.
Toen zag ik je staan,
bij je nieuwe maten.
Eerst vond je er niets aan,
om met hen bevriend te zijn.
Maar nu kon je hen niet gerust laten.
Nu wist ik dat mensen kunnen veranderen.
Meestal vanbuiten.
Maar anderen,
ook vanbinnen beetje bij beetje.
En dat begint zich nu te uiten.
Ik laat je daar nu maar staan,
bij je nieuwe vrienden.
Veeg die traan nou toch weg.
Zei jij toen je me achter je zag staan.
Je moet weten dat ik je echt nog wel zie staan.