Bij de eerste schreeuw wordt onschuld geboren
en gedragen door handen van toewijding en liefde
meegetroond in een verdwaalde plaats
die zich in hardheid en kilte heeft verloren.
Vertwijfeld slepend laten de beschermende handen het geluidje los,
drijvend over geribbeld aards donker water,
met als enige bagage dat wat hij in zijn hart aan warmte kan dragen,
dit zal blijken het enige te zijn dat hem kan leiden,
om valkuilen van lasterpraat en haatverzinsels te omzeilen.
Toch draait het lotwiel niet altijd even feilloos.
Daar een zandkorreltje de tandwielen kan schaden
of het maken er van zeer frêle,
bij het eerste schrille piepende geluid
ondergedompeld te worden in een disharmonie van zo vele.
Voorwaar is het niet dat ene schurende geluid
dat de olie weg draagt van het vuur.
Maar veel verenigde tonen
die de alles verterende vlammen indijken
en het getij van onrust kan laten keren.
De klok in ongebondenheid laten luiden zal,
in een zwanenzang van het helderste kristal,
deze de galm van vrede kan doen herleven.
“…..bedreigde geluiden…”