De belofte van jou
Ik viel, ik viel voor jou, maar nu moet ik opstaan.
Ik blijf liever liggen. Op deze zachte grond van verbeelding waar de luchtkastelen als paddestoelen uit de grond schieten. Ik weet niet meer.
Ik weet niet meer waarom jij mij liet vallen. Nooit een woord gezucht of een gedachte gewisseld. Ik wil opstaan en lopen. Hou me niet tegen. Ik ben zwak, je weet het. Jij en jouwn ogen, ze weten het.
Je keek naar me en ik viel, terwijl mijn doel opstaan was. Je denkt te weten en je weet voor ons beiden. Alleen.
Ik viel alsof het een natuurlijke dood betrof.
Nu sta ik op, twijfelachtig adem ik lucht van eenzaamheid.