VI. De Augiasstallen
walgelijk wansmakelijk
vermengt jouw geur
mijn haren met verleden
ademstoten trekken tergend
trillende angstsporen, pijnlijk
in mijn gillend gloeiende huid
verft vieze schaamte voorgoed
onzichtbaar tussen eeuwig en nu
klevende gedachten over jou
stromen kokende tranen maar
wassen niet meer dan
buitenkant die jij smeurde
zelfs inwendig huilen
wist nooit iets van de smaak
waarmee jij mij proefde
(smakelijk?!)