Ik zie je zoute tranen over je wangen lopen.
Kijkend door een klein venster, toont er je een zicht van goudkleurige bladeren, afkomstig van eenzame struikgewassen in het holst van de nacht.
Hun geruis lijkt je wel te troosten.
Ik voel de kilte in je hart aan bij mezelf.
Je hebt veel verdriet, maar vindt geen schouder om op te huilen.
Ik wil je wel steun geven, maar ik kan je niet bereiken.
Een gevoel van machteloosheid komt plots over me heen.
Ik wil wat zeggen, maar vind m’n woorden niet.
Gelukkig is het maar een droom.
Toch realiseer ik me goed dat er velen eenzaam de nacht in moeten gaan, huilend in slaap moeten vallen.
Met dit gedicht wil ik hen steunen die het nodig hebben, hen steun geven die dierbaren verloren hebben of zij die geen mensen hebben die hen liefkozen.
Hen spreek ik moed in en wil ik de kracht geven om de draad weer op te nemen,
verder te gaan.