ZIE JE WEL
Wolken maakte de lucht donker,
de stilte was om te snijden.
Alle mensen zaten veilig binnen,
maar er was nergens plek voor jou.
Tijden zinloos gezworven,
je bent zo moe en koud.
Zoekend naar een plekje,
die ontvindbaar blijkt te zijn.
Moe ga je tegen een kerk liggen,
uit de wind maar de regen slaat je.
Een warme arm om je heen,
een huis word je ingedreven.
De warmte laat je zien;
er is altijd wel iemand,
die om je geeft.
De man die je verzorgd,
is je vreemt maar toch,
nam hij je in huis.
Zo zie je;
deze maatschappij valt wel mee.
08-06-03