De Hoedendoos.
Er was een jaar voorbij gegaan,
sinds Ma haar huis verliet.
Een paar keer in de week
kwam ik wel in haar stee,
om even te bezien,
of de verwarming het wel dee.
Maar langzaam werd het tijd,
om te wennen aan het feit,
dat ze er niet weer wonen zou.
Dus besloten werd algauw,
haar huisje uit te ruimen.
Haar meubeltjes, dat was geen punt:
Kleindochters-en-ook zonen,
die besloten stuk voor stuk
op kamers te gaan wonen.
Dus zonder zweem van spijt
werd hun het meubilair gegund.
Ik ben het huis weer ingegaan
toen ‘t haast van alles was ontdaan.
De linnenkast was blijven staan,
met alles er nog in een aan.
De lakens, oh zo mooi gevouwen,
de slopen met borduursel,
Ze werden bij elkaar gehouwen
door linten, van die hemels blauwe.
Het geurde naar lavendel.
Onder in de linnenkast,
daar stond een ronde doos.
Ze was versierd met Makkums bont,
met boven op een roos.
Die doos had ik nog nooit gezien.
Was het voor mij bestemd,
al wat ik er in vinden zou?
Ik voelde me geremd….
misschien een tel of tien.
Nieuwsgierigheid, zij won heel gauw.
Boven in daar lagen foto’s
van kinderen - achter - klein.
Daar onder waren heel veel prenten
van mijn broer mij.
Ook lag daar het triest bericht,
dat Pa er niet meer was.
Met vlak daar bij een schrift van Rob,
dat hij had vol geplakt, in de eerste kleuterklas.
Hun paspoorten, het trouwboekje.
Wat knipsels uit een blad,
toen ik op mijn trompet
een prijs gewonnen had.
Onder in de ronde doos,
daar vond ik een mooi kistje.
Het was gemaakt van cederhout
en zo te zien was het heel oud.
Ontroerend was het, wat ik vond:
Twee lokken, zijden zacht en blond,
met een snippertje papier
waarop geschreven stond:
Koos was vijf en Rob toen vier.
Wat mij het meeste heeft verrast,
is dat een mensenleven past
in een ronde hoedendoos.
Onder in de linnenkast.
Koos 18-9-03