Beginneling.
Het lijkt een seizoen, het spiraalt wat,
zo zegt god. Opent Uw oog en gij
zult niet zien maar voelen en gij zult
weten waarom, trachten is verzinken.
De beginneling tracht, maar zinkt
nog niet, zijn rijst is te gebakken,
zijn lucht te droog. ’t Wordt gedoogd,
hij ademt, kwintessens is daar,
zaad des vaders klaar. Energetisch kan
worden en vloeien moet het, cirkuleren,
gaan naar het pillenpaleis en de modder,
en openen alvoor het daartoe terugkeert.
Dan zal de beginneling zijn naam verliezen,
het sublieme hem verkiezen, en de rust
van de voorgeboorte keren, dan kan hij
sterven, zonder ooit volmaakt te zijn geweest.