Cyclus
Vanuit de diepten ontspringt de bron,
Gistend en proestend pruttelend leven.
Het borrelt omhoog uit de duisternis
Heet als de zon.
Vurig vonkend omarmt het de hemel.
Hete adem vermengt met een zomerbries.
Sissend vloeit het in de schommelende schoot,
De cyclus volmaakt van leven naar dood.
Versmeltend rots en aarde,
magma, Magna Mater
uit de krater,
De moeder die zichzelf baarde.