Op school “De bonte Das”,
Speelde iedere dag,
In elk speelkwartier,
In twee grote zandbakken,
Groep één en twee van de kleuter klas.
Ieder ging zijn eigen gang,
Had zijn eigen bak,
Tot op een kwade dag,
De schoolleiding,
De zandbak van groep twee afbrak.
Groep twee kreeg een hoek,
In de bak van groep één,
Bouwde mooie zandkastelen,
Tot de getrokken grens,
Maar soms er over heen.
Echter zat in Groep één,
Een brutale tak,
Die het niet pikte,
En met handen en voeten,
Een kasteel van groep twee afbrak.
Groep twee was geschrokken,
Verdrietig maar ook boos,
Zocht en vond een leider,
Die onverschrokken,
De tegen aanval koos.
Ook van onschuldige kleuters,
Werd nu op kastelen getrapt,
Waardoor de brutale tak,
Van groep één,
Steeds meer draag kracht had.
Haat over en weer,
Zo liep het volledig uit de hand,
Kring loop van geweld,
Oog om oog,
En tand om tand.
Het moraal van dit gedicht:
Wanneer wordt door de schoolleiding,
De verenigde naties,
Eindelijk,
Vrede in Israël gesticht?