Zeventien zebra’s op een braakliggend
terrein bij het spoor in Antwerpen
gesignaleerd, gelijkertijd me triest
gerealiseerd dat jij, net zoals ik
niet meer bent dan een tijdelijke
klontering van atomen, die op zijn hoogst
zo’n honderd jaren, plus of min meegaat
Atoom tegen atoom, jouw lippen
tegen mijn mond, mijn hand op jouw kont
waag ik het te dromen van trouw en
liefde die langer dan een mensenleven duurt
Het valt allemaal op zijn plek in dozen
en gaten waar omheen nog een vage
geur van kippensoep hangt
getrokken van botten en knoken