De maandagavond is warm,
mijn haar gekamd door de wind.
Het t-shirt dat ik draag,
is, net als mijn hart,
socialistisch van kleur.
Mijn neus maakt de man blij,
die om de hoek
wacht op een sigaret.
Ik rook niet,
dus we praten maar wat.
Hij is beleefder dan hij klein is
en tweetaliger dan ikzelf.
Maar…
het leven omarmt hem niet meer,
hij vraagt zich af
hoe lang een nacht duurt
die, verloren als de maan
aan de wolkenloze hemel,
twijfelt,
sterker dan aan zichzelf.
Onoverwinbaar
als een
in gedachten
zoekgeraakte droom ...
Misschien vindt hij het geluk
verborgen in zijn zakdoek
van papier.