weet je
misschien is het drang om te leven
dat je soms heel strak bij de keel grijpt
en niet je angst voor de dood
die je aangeboren met je meedraagt
die kille kettingen die je nekvel striemen
en je strottenhoofd scalperen
ze komen niet van de hand Gods
maar het zijn je eigen vingers die
totnogtoe steeds richting gaven
aan je donkere dagen
het zijn je littekens die me toelachen
en telkens weer verhalen over
je heldhaftige levensstrijd
je blauwe oog, het bloed aan je lippen
alle geven ze rekening van het gevecht
dat je steeds tegen jezelf
aangaat, uitspartelt en verliest
want je kan niet blijven
je hoofd stoten tegen de gedachten
van ooit en ergens
je moet eens ophouden
die uitzichtloosheid spurt je toch voorbij
want ergens in de stille nacht
lig je rustiger dan ooit
te slapen in je eigen ziel