Een retourtje naar hel,
precies wat ik wou.
Zittend in de hitte,
beter dan die kou.
Beetje zitten tussen engelen,
allemaal o zo onschuldig en zo lief.
Maar ik ben een duivel,
iemand die hatelijke dingen denkt,
net zo erg als een dief.
Zit nu in deze broeiende hitte,
wachtend tot de duivel me komt halen.
Denk na en heb geen spijt,
want wat ik heb gedaan,
heet namelijk geen falen.
Ik heb gelachen, heb geleefd,
heb gekend wat verdriet was.
Heb gehuild tot ik geen tranen had,
en daar kwam
geen greintje liefde aan te pas.
De duivel moge me halen,
brengen naar de hel.
Ik hoor niet in de hemel,
bij al die zuiver, eerlijke mensen,
want allen weten wie ik ben,
en waar ik voor tel.