Het kind maakt zich zorgen
over broer,zus en ouders.
Kan niet van zich af zetten
wat het allemaal ziet.
Voelt zich verantwoordelijk
voor alles wat er gebeurd.
Het onvermogen om te helpen,
leiding te geven aan deze mensen.
Over te nemen,de moeilijkheden
van de anderen.
De verantwoordelijkheid van het gezin.
Het zien van de ondergang,
onvermogen van gezinsleden.
Destructieve keuzes die
er worden gemaakt.
Het wil zograag helpen,
zorgen dat iedereen gelukkig is.
Het mist nog het vermogen,
en de wijsheid,
om in te zien
dat ieder mens verantwoordelijk is
voor de keuzes die gemaakt worden.
Dat ieder eigen vaardigheden heeft
om te leven.
Het gaat gebukt onder de last
van de illusie
dat het helpen kan.