Rood, die kleur.
Vol opbloeiende geur.
Dat beloofd een mooie tijd.
Tot details uitgebreid.
Tot de puntjes op de i.
Rood, het maakt ons allen blijde.
De versheid van de opgroeiende
weide. Geen pijn. Het is een roos.
Maar soms een roos met dorens.
Dan is de tijd even afgelopen.
Even weg, dat je het beste kan hopen.
Boos! Dat is dan een roos.
De rode kleur.
Beloofd inderdaad een geur.
Zweet. Van het geschreeuw tegen elkaar.
Pijn van de klappen tegen mekaar.
Trekken aan iemand anders zijn haar.
En dan….dan is het nog niet klaar.
De mishandeling is nog op weg.
Naar de ruzie is het aangekomen.
Net als je denkt. Er komen weer dromen.
Gaan de woorden aan ’t zet.
Oude koeien dwarrelen uit de sloot.
Tranen, komen uit de muur.
Woorden, zinnen uit de mond.
Met die geestelijke pijn.
Voel je, jezelf een oude pop.
Het spelen is geweest, en dan gooi je het weg.
Die pijn, je herkent je als een oud zwijn.
Die pijn. Zo geestelijk.
En jij kan niet tegen diegene zijn.
De dorens prikken nu echt in je lijf.
Het lijkt of je er met een omweg doorheen loopt.
Valt. “Au”
En je kan niet meer opstaan.
De dorens groeien over je heen.
Eenzaam ben je.
Je voelt je alleen.
Totdat….de prikkels veranderen in die rozenstruik.
Van lang gelee. Vlinders komen weer langs.
Mieren, de natuur.
Het heeft lang geduurd. Jaren lang. Jaren bang.
Tot nu dan.
Alles weer vers. Weer nieuw.
Pluk een roos,
Houd hem voor altijd nabij.
Dan ontstaat er weer een begin.
Die begon met de vorige zin.