Ik lig in bed,
en wrijf over me heen,
eerst over m'n scheen,
dan verder over m'n been,
zo ga ik verder ergens heen,
neen ik ben niet alleen.
Kijk je heel belovend aan,
wanneer gaan we er nog eens tegenaan?
Maar wat moet ik nu geloven,
wat wordt het hier een hete oven.
Kruip maar lekker tegen me aan,
en laat de andere maar in hun waan,
wat wij hebben is,
het eeuwige,
bestaan.
Kom, we gaan er nog eens tegenaan.