steeds dieper zakte hij in het moeras
en waar , aanvankelijk alleen zijn
voeten waren weggezakt , volgden
nu alras ook zijn schenen en zijn dijen
en wat nog het ergste was
hij zag hoe kaaimannen en krokodillen
uit het struikgewas op hem
afkwamen
met de moed der wanhoop
vatte hij een als bij toeval
voorbijtrekkende leguaan bij de staart
en begon er als een dolleman
mee rond te zwaaien
( met de leguaan )
toen besloten de kaaimannen
en de krokodillen eenparig
om hem onverlet te laten
hij wist ploeterend
nog de oever te halen
en schreef als dank
dit gedicht