Het was een bewolkte ochtend
na al die zonnige dagen,
de koe wachtte op de auto
die hem naar de bekende groene wei zou brengen,
hoog op de berg, waar slechts de natuur ruist.
Ik werd wakker bij de rivier,
draaide me nog eens om,
maar hoorde plots koeienbellen,
zoals wel vaker tijdens een bergwandeling,
ik keek en zag een auto met koeien staan.
Eén koe stampte en keek over de rand,
ik haalde melk en zag de bruine vacht,
de groene ogen die me smekend aankeken,
ik voelde beklemming maar ook hoop:
de koe wordt zo weer naar de wei gebracht!
Toen ik terug liep voor de ochtendkoffie,
zag ik in de verte een vrachtwagen staan,
een s stond op de voorruit,
een slecht teken, dat een tragisch lot voorspelde,
de tranen stroomde uit mijn ogen.
Maar ik kon niets doen,
alleen maar denken aan die ene koe,
terwijl de dag aan mij voorbij gleed,
en ik maar niet kon begrijpen,
waarom mensen dieren eten.