In een kaarsverlichte kamer,
Bezong ik met jou het leven,
Tedere dans van lichamen,
Met strelingen aaneengeweven.
Vol met diepliggende gevoelens,
Voldeed jij aan al mijn wensen,
Met vredige stilte om ons heen,
Verkenden wij gretig onze grenzen.
Nog steeds voel ik jouw bekende warmte,
In mijn hart en op mijn huid,
Maar sinds jij de deur gesloten hebt,
Is de ooit zo geliefde stilte, ongenadig luid.