Omdat onze overhaastte liefde niet meer gloeide,
zagen we ook niet meer de glinstering van al wat bloeide...
Ik tilde haar naar extase met verhalen,
over een zoete rivier voor onze liefde.
Waar vloeibare besjes en frambozen
uit een roos van suiker smaak zogen.
Ik liet haar die paradijselijke plek zien
en ze danste met haar knipperende ogen.
Zij sneed de knopjes van de rozen
ik dompelde ze als wens in de rivier.
Elke dag namen we een gulzige slok
zoet werd ze nooit, ze bleef altijd blauw.
En in mijn gekerfde gekleurde lichaam
ademde de genadeklap al ziedend trouw.
.
Wanneer suisde de klamme tegenwind
waarom werd hebzucht bijna beloond.
Maar in mijn lijf gonsde stiekem vergif
van zoute dorst en vermoorde rozen.
Waar bleef toch dat beloofde genot
van zwemmende rode frambozen.
Mijn geliefde lekte de tranen al tenger weg,
schuld legde haar bijna op het droge.
De koeien die uit de stroming dronken
schubden rood en groeiden scherpe hoorns.
En terwijl de rozen niet meer ontsprongen
prikte ik me voor het eerst aan dode doorns.
Door gierige zondes en uit schaamte
had het lot onze zielen uitgekozen, maar toen...
voor mijn neus ontvouwde de laatste roos
maar deze bezat wat de anderen misten.
Tot mijn verbazing een glans van suiker,
datgene wat we diep van binnen wel wisten.
Ik plukte behoedzaam de zoete roos
zij duwde de bloem onder water.
Meteen zagen we de rivier rood kleuren
en aanschouwden we zachte besjes drijven.
Ik droeg mijn geliefde in het fruitwater
en we schreven er rode hartjes mee op onze lijven.
eindelijk...