“Kankerwijf, je bent lelijk!”,
dat is wat ik elke dag aanhoor.
Elke keer maakt het me misselijk,
maar dat heb je niet door.
Zie je dan niet dat ik het moeilijk heb?
Ben je dan zo gevoelloos?
Dan krijg ik alweer een mep,
dit is niet het leven waar ik voor koos.
PDD-nos noemt de dokter het,
jou agressiviteit heeft een reden.
dat heeft je al van veel straffen gered,
vechten werd dus een van je dagelijkse bezigheden.
Jij vergt altijd alle aandacht,
je beide zussen hebben niets.
Aan dat kleine meisje van 9 wordt niet gedacht,
en ook ik heb niet dat ene ‘iets’.
Je verpest niet alleen je eigen leven,
alles maak je altijd kapot.
Natuurlijk kun je ons altijd de schuld geven,
dat komt me nu echt uit de strot.
Elke dag jou schelden aanhoren,
en elke keer de schuld krijgen.
Ik zeg niet dat ik als engel ben geboren,
maar je mag me wel wat minder bedreigen.
Vaak genoeg heb ik nu gehoord dat ik dood moet,
soms hoop ik stiekem dat je me daarbij helpt.
Dan hoop ik dat dat ogen openen doet,
zodat het verdere problemen verhelpt.
Ik raak gewend aan de eeuwige mishandeling,
maar mijn zusje wil ik een ander leven schenken.
Ik voorkom de grote aanvaring,
en hoop dat jij je zult bedenken.
Ouders die alleen oog hebben voor jou,
en een zusje die schreeuwt om aandacht.
Jij kent echt geen beetje berouw,
is het liefde wat je van mijn kant verwacht?
Vaak schelden zelfs onze ouders mij uit,
is dat nou wat je wilt?
Zie je dan niks wat op helse pijn duid?
Ik zie alleen dat jij van onnodige woede trilt.
Jou afwijking verschuil je je achter,
met je eeuwige geruzie.
Ben je dan zelfs van binnen niet een beetje zachter?
Of is liefde voor jou een grote illusie?
Mijn zusje en ik missen onze ouders,
maar jij trekt ze altijd naar je toe.
in jou gras liggen vele adders,
ik moet altijd maar beschermen en dat ben ik moe.
Toch help ik dat kleine meisje zo goed ik kan,
ook als ik zelf in tranen van allerlei pijnen zit.
Ik hoop dat ik onze ouders ooit overtuig daarvan,
zodat mijn kleine zusje wél haar leven aanbid.