Mijn eerste was van Ericsson. Hij was zwaar, had zo’n dikke antenne en het display deed me nog het meeste denken aan mijn wekkerradio: vierkante cijfers en letters.
Ik kocht hem pas in 2000 en toen konden vrienden en familie hún telefoontje al in de zak van hun spijkerbroek kwijt. Dat lukte mij niet. Sterker nog, als ik hem in mijn binnenzak stopte, ging mijn jasje scheefhangen en prikte de antenne bij elke onverhoedse beweging tegen mijn kin.
Daarna kocht ik een Samsung, Ik kon er geen foto’s mee maken en er kwamen zelfs geen rare geluiden uit, maar toch: hij paste in mijn broekzak, en had een trilfunctie en zelfs verschillende onzinnige spelletjes. Een beetje trendy, dacht ik. Dat moet ik niet doen, denken dat ik trendy ben. Trendsetters zijn me ver vooruit.
Neem vorige week, toen zag ik iemand lopen met een toetsenbord tegen zijn oor. Hij kon er nog net zijn vingers omheen vouwen. Nerd met koelkast, registreerde mijn brein, maar toen ik zag met hoeveel bravoure hij het gevaarte na gebruik in zijn gele retro-tasje opborg, zijn Armani blouse rechttrok en zijn Porsche sleutels liet blinken in het middagzonnetje, begon ik te twijfelen. Hier liep een trendsetter. Ik had het meteen moeten zien en ben in een opwelling direct naar de GSM Keizer gerend.
Nu heb ik er een waarbij ik wel de toetsjes in kan drukken en met geweldige geluiden. En met de coolste functie ooit: een zaklampje! Kan je het sleutelgat van de kelderdeur vinden. Kijk, dat vind ik nou trendy.