Zelfs als alle kracht is gestorven
vraagt mij hart zich af, of alles
niet anders had kunnen groeien.
Of de kracht niet in mij vader
had kunnen blijven zitten, en
zich niet had verwijdert uit onze
onverwoestbare familieband.
Het klavertje-vier dat ik ooit vond
is na enkele dagen verloren,
nam zijn kracht met zich mee.
Geen zaak bleef over voor mij,
maar schimpt, lacht me uit.
Mijn hoop is gekrompen tot een
zielig stukje niets, iets dat het
vertrouwen niet meer zien kan.
Langzaam smeult mijn levensmotto weg,
verdwijnt in de onmogelijkheid.
Je woorden sterven af,
en de gitaar die zich door jou vingers
liet bespelen is kapotgeslagen door
alles waar je mij alleen mee liet.