Een herfstachtige stormnacht.
Gekleurde regen valt tikkend
op het oude, verregende strodakhuis.
Ruisend raast de wind bruine
bladeren spinnend, vliegend rond.
Bliksem verlicht de donkere
tweezame nacht, creƫert spanning.
Koude vlagen vliegen plagend om
hun heen, zoekend naar warmte.
Duisternis prikkelt op de tast
hun zintuigen om niet te lopen.
Muziek galmt door de gangen op
zoek naar hun luisterend oor.
Hun lichamen vinden een natuurlijke
weg van de koudrazende storm.
Hun lippen vormen onuitgesproken
woorden die roepen om gepakt te worden.
De liefde komt en verjaagd als de
opkomende zon. Eindelijk
stilte.