Stervend naar de wereld kijken,
het was nog nooit zo mooi
de kille nacht, de koude vloer
het leven in een kooi
De bloederigheid van de liefde,
de leegheid van het bestaan
de bloem die bedachtzaam uitkwam, nauwelijks kan wachten om te vergaan
Het kind dat ongeboren in de navelstreng verstikt,
Mijn leven dat tergend langzaam wordt kapotgewrikt
Stervend naar de wereld kijken,
nog nooit zo mooi geweest.
Hier helemaal alleen met de ziel van een beest